Les Waides (Neufchateau)

Les Waides is een van de grote geheimen van de Voerstreek. Zelden of nooit gereden in de ‘classics’ van diverse pluimage beantwoord hij echter aan de criteria die het Kuitenbijters-team aan hun hellingen stellt. Tijd om deze col uit de hoek der vergetelheid te halen.

Vanaf de route Val Dieu-Mortroux lonkt de prelude van Les Waides. Bij de ‘eerste top’ nemen we de weg rechts als bestemmingsverkeer. Met een 700 meter aan stijging in de benen krijgt de renner een moment van rust in de korte afdaling richting de eigenlijke voet.
De helling kenmerkt zich door een zacht glooiende stijgende lijn die, hoe verder men klimt ,des te zwaarder hij wordt. Wanneer men het gehucht Les Waides nadert en denkt de heuvel geslecht te hebben, blijkt na het rechts afslaan dat de zucht van verlichting te vroeg geklonken heeft. Na de onvermijdelijke dwarsgoot rekt zij zich op dit punt nog enkele hectometers uit met percentage’s tegen de 14%. Bij de tweede grote Es op de top kan men zich aan de een van de fraaiste uitzichten van de Voerstreek vergapen. Door rechts af te draaien komt men voor menigeen weer op bekende grond rondom het dorpje Aubel, welke door menige Cyclo wordt geteisterd. Mocht de coureur echter nog niet genoeg van het uitzicht genoten hebben is de oversteek richting het plaatsje La Heydt zeer zeker een goede optie. Al is het alleen maar om het authentieke haarspelgevoel te krijgen bij de afdaling richting Warsage.

Wanneranval (Wanne)

Stavelot is het Walhalla voor de liefhebber. In de schaduw van de legendarische Stockeu herbergt Stavelot een scala aan kuitenbijters. De Cotacol vermeldt maar liefst 12 uitdagingen vanuit deze pittoreske pleisterplaats. Eén ervan verdient dit maal onze speciale aandacht: Cote de Wanneranval. Als het beklimmen van een berg ooit in een symfonie gevat zou worden dan kent de Wanneranval haar prelude in de toegang vanuit Stavelot. Route de Wanne, aan de voet van de Stockeu het rechter alternatief van de vijfsprong, is de warming-up voor de anderhalve kilometer lange klim van de Wanneranval. Plagend test zij de benen van de renner. Met korte, venijnige steken van 12 a 15 % die na een honderdtal meters weer bollen tot een even zo korte afdaling, voert zij de hartslag van de pedaalridders op tot een nerveus ritme. Bij elke stijging vraagt hij zich af of de Wanneranval hierin haar aanvang kent. Op de beboste driesprong aangekomen zijn er maar twee opties: Links naar Werhai, waar de gelijknamige Cote waakt, of de handschoen werpen door rechts de Wanneranval bij de horens te vatten. Door de beschutting van het dichte gebladerte was ons even ontgaan dat de hemel haar zwoele geladenheid in de vorm van druppels prijsgaf. De eerste meters van de Wanneranval boden echter niet de beschutting van een weelderig bladerdak waarvan we eerder genoten. Waar ongetwijfeld onder andere omstandigheden de zon haar slag zou slaan, waden we nu door de plassen. Even maar, want al snel veranderen die plassen in kleine stroompjes die hun weg over het asfalt vinden. Na een tweetal honderd meters is het veld al uiteengeslagen.

Solitair klimmen de leden van het kleurrijke gezelschap tegen de wand van een intimiderende helling. Op een kwart van de klim, bij de eerste bocht naar rechts, drijft de 16% helling de fietsers naar de buitenbocht in de hoop er een procentje vanaf te kunnen snoepen. Desondanks worden er hier geen tandjes gespaard voor moeilijkere tijden. Op het sissy-verzet klimmen we in stilte verder. Het is windstil en de regen klinkt als het kraken van een grammofoonplaat op het vinyl van onze regenjas. Een blik naar boven verraad de pijn van de koplopers. Half verscholen achter een aanlendende meidoornhaag stoempen zij ritmisch in hun kleinste verzet gelijk een ingetogen processie. Het is stil in Wanne en pas zodra de achtkantige toren van het kleine kerkje in zicht komt durven de sterkste renners hun shifters een zetje te geven. De rest van de groep sleurt zich flegmatiek ‘stroomopwaarts’. Eenmaal boven is het miezeren een tot een hoosbui gepromoveerd. De tragiek van de klim, verwoord door de regen die als tranen van het gelaat rolt, spreekt boekdelen. Het duurt minuten lang voordat het gesprek in het regenboogpeloton weer op gang komt. “Nou, nu weet ik waar dat gat in mijn zool voor dient…”, Verlost van de toeclips schudt hij het water uit zijn schoen. Bitter Sweet Symphony. De romantiek ontgaat ons niet… aan de horizon boven Trois Ponts gloort al weer een klarende lucht…

Voie Collas (Olne)

Is het u ook al opgevallen hoeveel fietsers op een mooie zondagvoormiddag door de Vesdervallei rijden? Zijn dat allemaal Luikenaars die via Chenée de vallei binnenrijden, in Verviers op een terras een Chimay gaan drinken en tegen de middag bij moeder de vrouw de benen onder de tafel steken voor een bord boulets Liégeoises?
Neen, er zijn ook de verkenners, de kuitenbijters en de Houtepen-aanhangers die de vallei benutten om zich naar de voet van de meest onooglijke weggetjes te begeven om zichzelf vervolgens aan hun zelfgekozen strafregime te onderwerpen.De Walen mijden volgens mij deze weggetjes, kennen ze wellicht niet eens. Tik op Google-afbeeldingen eens Oude Kwaremont, Dode Man, Tre Cime of Mont Faron in en je kunt kiezen tussen tientallen prachtige foto’s, getrokken vanuit elke mogelijke invalshoek. Tik Casmatrie, Drolenval of Voie Collas in en je vindt hoogstens een verslag van de raadszitting van een of andere Vesder-gemeente die beslist om het wegdek op die plek voor de zoveelste keer met een kruiwagen asfalt op te vrolijken.

Eén van die onooglijke weggetjes is de Voie Collas in Nessonvaux. Ik leerde haar (voie is vrouwelijk!) kennen op de site van Houtepen, stelde haar beklimming vervolgens nog ongeveer een jaar uit, maar besliste vorige zondag dat ze eraan moest geloven. Ik reed vanuit de vallei behoedzaam langs de Ry de Vaux richting Olne, en zag na enkele honderden meters aan m’n rechterhand de Voie Collas schuin omhoog lopen. Ik hield tot dat moment nog een slag om de arm, maar ze zag er eigenlijk wel vriendelijk uit, dus ik waagde het er op. De eerste honderden meters vielen mee: steil, maar te doen op de 42. De typische Waalse huizen langs de weg leidden de aandacht nog even af van de matige toestand van de weg. Het onvermijdelijke keffertje zat gelukkig achter een verroest hekje en het schoot lekker op. Bij de laatste huizen echter werd het wegdek slechter en na een rechtse bocht zag je plots de Ry niet meer. In plaats daarvan dook de zoveelste muur op waarop Houtepen een patent lijkt te hebben. Hier moest de ketting op de 32!
In de jaren ‘90 maakte ik er een sport van om vanuit Kanne telkens via een andere weg naar Banneux en terug te rijden. Ik kende toen minstens 10 varianten tussen Jeker en Vesder. Zo ontdekte ik destijds onder andere Lorette, Sur Steppes en Hansez, maar waar ik ophield, is Houtepen verder gegaan. Hij heeft het zoeken van dit soort weggetjes tot een vorm van kunst verheven, en het dient gezegd: hier heeft hij weer een pareltje ontdekt. Na een kleine kilometer zwoegen, waarbij de ketting op de 32 blijft, kom je boven op de kam waar je van een schitterend uitzicht over de Vesder kunt genieten, voorzover de zwarte vlekken voor de ogen dit niet verhinderen. De afdaling brengt je via een trosje nieuwere huizen (wie haalt het in zijn hoofd hier te bouwen?) aan de voet van de Bois d’Olne, of verder omlaag terug in Nessonvaux, waar je je bij de Luikenaars kunt aansluiten of bij de kerk rechtsop de Hansez kunt aanvatten, maar daarover later meer…

Noot van de redactie : benieuwd naar diegene welke u reeds voor gingen , klik dan hier.

Vitchen (st.Martensvoeren)

Na een avondrondje toch maar even stiekem op de kalender kijken. Geen 5 december, geen pakjesavond maar begin augustus en hoog zomer. Het komt niet vaak voor dat er zomaar 1.000 meter nieuw hellend asfalt door een van de mooiste delen van de Voerstreek als een cadeau in de handen van wielerminnend Limburg terecht komt. De Goedheiligman van een ieder die op de dunne rubbers op zoek gaat naar wegen die je dwingen tot een verhoogde hartslag werd waarschijnlijk al maanden of jaren geleden vertolkt door een beslissende stem van de gemeente Voeren.

Daar waar de opengebroken openbare weg tussen de dorpen ’s Gravenvoeren en St. Maartensvoeren ons al ruim een jaar dwingt tot een alternatief wordt dit sinds enige weken ook geboden, en wat voor een! De handelsroute die lang geleden werd begaan door paard en wagen en voerde door holle wegen tussen Luik en Aken is niet langer alleen voorbehouden aan de zondagse wandelaar die in het grensoverschrijdende natuurreservaat Altenbroek in de dauw van de morgen op zoek gaat naar wat de natuur er ongehinderd mag voortbrengen.

Vanuit Vitchen, een gehucht in ’s Gravenvoeren dat niet meer dan een paar boerderijtjes, een steengroeve en vooral veel rust herbergt, draaien we links de Schophemerheide op. Tussen het groen dat een poging lijkt te doen om het verloren terrein weer voor zich te winnen geeft het pad dat zich in een flauwe bocht voorttrekt niet veel van haar geheimen prijs. De holle weg wordt na een rustige aanloop zichtbaar waarna deze samen met de bomen op de toppen van de hoge bermen in de avonduren aandoen als een donkere tunnel. Door een erehaag van groen passeer je een aantal onverharde paden waarna in de linkerooghoek het landgoed Altenbroek aan je voorbij gaat. Na zo’n 700 meter kronkelt het pad door het bos omhoog en maakt het de kilometer vol in de richting van Kattenrot waar het asfalt zich vermengt met een ondergrond van leem.

Met een maximum die de 10% niet passeert hoeft de kuitenbijters-index hier niet te worden berekend. Evenwel mag deze helling betiteld worden als een absolute aanwinst voor de streek. Daar waar de toerist al zoveel werd geboden gaat deze spreekwoordelijke kers op de taart die op deze site al vaker werd aangehaald hier niet alleen figuurlijke zin op. De liefhebber van een in roomboter gebakken pannekoek of een met verse aardbeien versierde ijscoupe mag aanschuiven op het terras van het ijssalon dat je aangekomen in Ulvend zelfs met de meest gezonde voornemens niet onopgemerkt links kunt laten liggen!

Noot van de redactie :

Bovenstaande helling werd ‘ontdekt’ en aangedragen door Eri.

“Afgelopen week ben ik op vakantie geweest in ’s Gravenvoeren in een huisje op de Meulenberg.Bij de afslag ligt een hele mooie helling (soort holle weg) met een behoorlijk stijgingspercentage (naar mijn idee ergens tussen de 6 en 10 %), die zeker een kilometer doorloopt met nog wat vals plat erna. Je kunt vandaar via Schilberg naar Slenaken of via de Planck naar o.a. Teuven en zo via de achterkant (van de Loorberg) naar Heijenrath.Ik heb deze helling echter nog nergens kunnen vinden in een beschrijving, terwijl die behoorlijk pittig is door de combinatie van stelte en lengte en erg mooi door de holleweg.Hebben jullie deze helling al gereden en ergens in een tocht opgenomen?”

Vieille Voie en Rue du Bois Sauvage (Cheratte)

De charme van de Luikse wegen komt uiteraard niet alleen voort uit de ongekende stijgingspercentages die ons zoveel pijn en deugd doen. Minstens zo mooi is het plaatje waarin het geheel zich afspeelt. Het leven op straat staat er stil en geen mens die zich erom bekommert. De voornamelijk vergrijsde bevolking die samen met het grauwe Le Hasard in Cheratte het bewijs vormen van de ooit zo florerende industrie houden de opstapjes voor hun eigen voordeur vaak uren warm en begroeten je in een enkel geval met een flauwe hand, de mimiek blijft echter onverstoord. Vergezeld door een keffer, die vanaf zijn stoeptegel zijn hoofd niet verder dan 10 cm boven zijn voorpoten heft, lijken de bewoners er al jaren onbewogen door te brengen. De een laat deze vergane glorie liefst zover mogelijk achter zich en de ander ademt de sfeer bewust met diepe halen in. De voorsteden van Luik, je houdt ervan of beleeft het als een uitzichtloze vorm van ellende in zijn zuiverste vorm. Cheratte bood het volk vroeger heel wat noeste arbeid in haar mijn ‘Le Hasard’. Het blijft ook nu nog steeds het statige gezicht van de wijk. Wij komen hier echter niet voor een ondergrondse afdaling maar voor een haast vergeten klim waarbij je je niet hoeft te schamen als je een beroep moet doen op je kleinste blad. Niet ver van de hoofdweg en dicht bij het gemeenschapshuis ligt als een zijstraat La Vieille Voie. Ga er maar aanstaan, net als Rue Tesny en de La Xhavée is het hier een kilometer lang harken tot je boven bent. Mocht je na Cheratte nog niet genoeg hebben van het Waalse verderf dan daal in Wandre de Rue de la Forêt af naar Jupille-sur-Meuse en neem na de autogarage de eerste weg links en houd vervolgens steeds links. Je ruilt de norse voorstad na een paar honderd meter van het een op het andere moment in voor het groene smalle ‘bospad’ van de Rue du Bois Sauvage. Op dit verharde pad doet het stijgingspercentage, de kracht op de pedalen en het losse zand op het asfalt, je achterwiel wegslippen. Volg de rechtse optie bij de splitsing (tenzij je je hond gaat ophalen in de plaatselijke kennel op een doodlopend pad) en zoek je weg op het steeds slechter wordende asfalt. Wie de grondige renovatie van de zo typische Waalse wegen toejuicht blijft hier beter weg. Wil je echter weten wat men onder slecht asfalt verstaat dan kom je hier zeker niet bedrogen uit. Eenmaal boven daal je door het bos kronkelend in een fraaie omgeving naar beneden.

Veille route de St. Vith

Mijn gesneden schaduw vermengd zich met mijn angstvallig zweet des aanschijn als ik in mijn ooghoeken m’n mederijder in soepele tred van me zie wegdansen in een stijl die , al zou hij er enig pijn aan beleven ,de 21% makkelijk zou verbloemen.
Dit is een klim voor de begenadigden van de soepele tred. De Alcala of Contador wannebe’s kunnen hier zien of ze uit het betere klimmershout gesneden zijn. Coureurs welke hun streefgewicht rond de feestdagen vanuit hun luie stoel boven de 85 Kg stellen blijven hier beter weg.
Bij het beklimmen van “Le veille” schiet me een beschrijving van een andere auteur op deze site te binnen. In een artikel van Roger Thijs over de “Hel van Houtepen” in het blad Fiets beschreef hij een beklommen klimmetje als een door Tsjetsjeense rebellen kapot geschoten Ski schans. Precies dit gevoel bekruipt me terwijl ik een weg zoek tussen het betere stuck en plakwerk van de plaatselijke beambten. Het zal wel een vrijdag-na-de-middag klusje van een onwillige stagiaire zijn geweest. die nog wat koud betume in een emmertje op de wagen had liggen. Bij sommige “aanvullingen” is waarschijnlijk nog niet de moeite genomen om er met een schop of voet er enig sinds een wegdek van te boetseren.
Het gevoel van een Skischans is niet ongegrond. De schansspringer begint echter met de hoogste percentages om de vaart te vermeerderen. Bij de beklaagde coureur neemt de trekkracht van de zwaartekracht echter onevenredig toe . Langzaam maar zeker bekruipt je het gevoel of de helling je in het ootje neemt. 15 % wordt 16 en 16 loopt stilletjes uit naar 18 %. En net als je denkt dat er enig licht aan de horizon schijnt doemt achter de laatste bocht dan eindelijk de muur van 21 % voor je al steigerend voorwiel op.
Het adembenemende uitzicht vergoedt echter alle geleden pijn. En na enkele ogenblikken genoten te hebben van het vergezicht kan men in gezwinde spoed de afdaling nemen van de Côte de Floriheid om zodoende enkele andere krakers in deze prachtige regio te temmen…..

Veille route de Beausaint ( La roche en Ardenne)

Hoe komt het toch dat hellingen in de Nederlandse taal een stuk minder aanmatigend klinken? De “Keutenberg” of “Dikkebuiksweg” doen niet direct denken aan weidse uitzichten of feeërieke panorama’s.
De Franse taal daarentegen laat uw fantasie de vrije loop. Vaak voorafgegaan door “Mont” of “Col” worden we getrakteerd op de meest prachtige benamingen. Helaas wordt vaak het niveau welke hun naamgeving doet vermoeden vaak niet gehaald.
De “Vielle route de Beausaint” doet dit echter wel. Zoals de naam al aangeeft moet dit vroeger de kortste weg vanuit La Roche en Ardenne naar het prachtige plaatsje Beausaint zijn geweest . Het gevoel dat je in een door karrensporen gevormde toegang naar het achterland van de Ardennen begeeft bekruipt je al snel wanneer je vanuit het toeristische dorpspleintje direct een smal en nauw steegje induikt. Enkele fraaie haarspelden laten je al snel het dal van La Roche ontstijgen. Een blik naar links geeft nog een mooi uitzicht op de oude ruïne voordat je de weg richting de velden vervolgd .
De helling kent meerdere gezichten. De eerste meters laten je vanuit het kleine stadje met enkele stevige percentages ontstijgen richting een dicht dennenbos om uiteindelijk de laatste hectometers door de open velden en gematigde percentages op het hoger gelegen plateau te eindigen.
Een aanrader is om via het dorpje Mierchamps de afdaling richting La Roche te nemen. Een waar genot voor de liefhebber, alwaar menig pittige kluif op een uidager ligt te wachten.

Vaux-sous-Chèvremont

Vaux-sous-Chèvremont is een van die Waalse gemeenten die de luxe kennen van de pijnlijke meerkeuze tussen serieuze klimmen. Vanaf de rotonde onder het draculeuze gedrocht voor de TGV, een soort overbemeten bovengrondse tunnel die hier de Vesdre passeert, wordt je passie voor de steilte stevig op de proef gesteld. Zal ik langs links, rechtdoor of rechtsom de vallei ontstijgen? Voor de echte twijfelaars is er geen ontkomen aan: alledrie of de gladiolen. Om het trio te doen zul je een paar keer de N61 omlaag moeten, een duizelhelling waar de durvers met gemak boven de 70 raken. Maar kijk uit voor de gemakkelijk ogende bochten. Om het proefstuk compleet te maken liggen de hellingen keurig gerangschikt op zwaarte, al doen ze weinig voor elkaar onder. De venijnigste is de linkse; de Haie des Loups (in de loop van de klim wordt de klimmer overigens op verschillende schrijfwijzen getrakteerd). Honderd meter na de rotonde sla je links de Rue du Cimétiere in. Weer honderd meter verder dwingt een splitsing je te kiezen: links aanhoudend rij je recht het kerkhof op (de poort staat vaak uitnodigend open); rechts de Wolvenhaag. Aanvankelijk lijkt de aanloop gemoedelijk, vooropgesteld dat je al in de buurt van de kleinste geschakeld staat, maar na honderd meter slaat de steilte je om de oren, aangewakkerd door een verkeersbord met een trotse vermelding van 18%. Links en rechts glijden vrijstaande huizen en groen bestruikte taluds voorbij, onder je wordt het wegdek per hectometer waalser, al heeft de beschaving ook hier toegeslagen. Om je te troosten komt de Haie je tot driemaal toe tegemoet met een kort plateau, net genoeg om de kuiten even tot bedaren te brengen. Twee kilometer na de rotonde beland je op het rommelige binnenpleintje van Romsee waar een rustige toeschouwer tussen de steegjes van aandoenlijke oudbouw van weleer kan genieten.
De middelste is voorzien van meerdere namen. Een ervan is Côte de Fleron, althans volgens de meneer aan wie ik het onderaan vroeg. De onderste helft is officiëel genoemd naar Adolphe Dumont , een dorpeling uit Nessonvaux die hier in 1914 op 43 jarige leeftijd in het bijzijn van zijn zoon door Barbaarse Duitse troepen werd vermoord. Door zijn brede en gecultiveerde karakter doet hij wat tammer aan maar de 9 % die het bordje in Romsee aangeeft blijft wel de volle twee kilometer duren. Eventuele overmoed op de eerste hectometers leidt met garantie naar een lager verzet. Wie wil weten hoe de gemiddelde glooiing van de Ventoux aanvoelt kan zich hier een keer of tien komen uitkuren.

Tros Marets (Bevercé)

De bon vivant die de terrasjes van Malmedy achter zich liet en daarin de richting koos van Bevercé, wierp zich daarmee in de armen van Vallé de la Warche, een valei zonder hoop op een uitweg. Dit zijn de momenten waar de verleiding van Hoegaarden die zoeven toesloeg met pijn betaald moest worden. Voor wie de straffe stijging van de Ferme Libert niet aandurft is er het alternatief van de doorgaande weg van Tros Marets. Laat deze omschrijving u niet misleiden daar deze letterlijk genomen mag worden. Deze weg gaat door… en door en door.
Ruim 11 kilometer aan hellend asfalt dat zich pas op Belgisch’ hoogste punt gewonnen geeft. Van Bevercé tot aan het Parc Naturel des Hautes Fagnes worden er hier bijna 350 hoogtemeters overbrugd. Hoewel de snelle rekenaar hier een gemiddelde van 3,3% aan toekent, ligt onderschatting op de loer. De meanderende weg vraagt in de eerste 4 kilometer het beste van de renner en is met een maximum van 16% geen sinecure. Hoewel het laatste deel van de klim, tussen Mont en het Signal de Botrange, uit vals plat bestaat, zijn deze laatste loodjes een heuse killer voor de bovenbenen. Eenmaal uit de luwte van de bossen rondom Mont slaat de wind en de zon haar slag op de open gronden van de Hautes Fagnes.

Thommerberg (Thommen)

Het is de plek waar jaarlijks het kaf van het koren wordt gescheiden tijdens de razend populaire toerklassieker “Diekirch-Valkenswaard”, een tocht die standaard op de laatste zaterdag van augustus wordt verreden. Wie denkt dat het zwaartepunt van de charmante Ardennen zich in Luxemburg bevindt heeft het mis. De échte kuitenbijters luisteren maar naar één naam: Luik – of Liège voor de sjovinistische Waal. Luik kan gezien worden als pseudoniem voor het serieuzere Belgische klimwerk, de hellingen die wekelijks velen laten beseffen wat nou toch ook alweer het gevoel was van pure pijn. Afzien met een hoofdletter A. Wie heeft de sterkste kop? Wie geeft écht alles, met nog ietsje meer? Dat is de man die fietsend bovenkomt op de Thommerberg.

Ondanks zijn opname in de toertocht is het geen helling met veel naamsbekendheid, zoals de Rosier en La Redoute. Echter, qua moeilijkheidsgraad schaart deze pukkel zich wel degelijk in het rijtje Stockeu/Hezalles/Ferme Libert.

Afgedaald uit de Luxemburgse Ardennen en onderweg naar het romantische Sankt-Vith lijkt er weinig aan de hand. Het landschap vlakt enigzins af en de kans is groot dat je je afvraagt “of dit het nu was?” Het antwoord is: nee. En dat antwoord laat ook niet lang op zich wachten, want daar ligt ie al: de Thommerberg. Het is nog een eind naar de voet maar de gemiddelde renner begint hier al zenuwachtig te schakelen. Want stel dat je te laat bent…

In de verte zie je een stipje fietsen. Of is het een renner met de fiets in de hand? Tijd om hierover na te denken is er niet, want al snel maakt de weg een scherpe draai naar links waarna er nog even kan worden genoten van een flauwe afdaling. Het is de stilte voor de storm. De weg buigt weer terug en dan is het zover – je bent begonnen aan de beklimming van de Thommerberg.

Je kilometerteller loopt terug, terwijl je hartslagmeter precies het tegenovergestelde doet. Je twijfelt: nu al gaan staan? Nee, doe maar niet. Krakend probeer je er nog een tandje af te krijgen terwijl je je afvraagt of Contador hier ook zo zou hijgen. Je stoempt en je stoempt. De top is nog onzichtbaar, maar daar is de bocht al. Een vrachtwagen komt hier niet omhoog, maar jou gaat het lukken. In je onderrug voel je de vrijkomende krachten. Nog heel even pijn lijden… en daar ben je dan: DE TOP. Je hebt ‘m verslagen, hij mag vanavond worden afgevinkt op de grote lijst. Sankt-Vith is niet ver meer, en laat daar nou net een hele lekkere bakker zitten…

Grandios!