De Kunst van het demarreren

Sommige renners hebben het in zich, de kunst van het demarreren. Als door de duivel op hun staart getrapt schieten zij uit de waaier weg. Het is een talent, net als klimmen. Alhoewel… er komt ook een dosis parcourskennis, inzicht en een flinke scheut politiek bij kijken. Waar klimmen een strijd tegen de berg is, is demarreren een spel tussen de renners. Wie heeft de benen? Wie heeft nog iets recht te zetten uit een recente confrontatie?

Men kijkt slinks naar het gekozen verzet van de coureur waar hij nog zoeven een triviaal praatje mee maakte. Opeens is het stil, pupillen verwijden en handen bijten in de beugels. Wie heeft het geduld in deze sur place bij 30 km/u? Demarreren is een contactsport. Oogcontact, schoudercontact, de voeling van het achterwiel op de weg. Alles telt op het gekozen moment. De wind, de weg en de meters tot de meet.

Dán kraken de clips en stoeft de zenuwmachtigste coureur uit de groep weg. Testosteron is de hoogst ontvlambare brandstof van de sprinter. Voor de renners die moeten inhaken is het alsof de ‘Train à Grande Vitesse’ langs raast. Geruisloos en altijd onverwacht slaat de demarreur toe. Adrenaline stroomt als een golf door het peloton. Zij die kunnen aanhaken komen uit hun zadel, de rest haakt af en kijkt met lede ogen toe naar de explosie van kracht in het voorveld. Het is alsof je in die rijdende TGV moet springen. Voor wie kon inhaken is er na een vijftigtal meters de luwte van het demarrerende wiel. In de zetel!
Echte rust is er echter nooit. Demarreren is besmettelijk. Keer op keer kiezen renners hun kans om te ontsnappen aan de meute met als doel om met geheven handen het plaatsnaambordje te kunnen begroeten. Roem is hun deel…Weliswaar tijdelijk van aard, want de prijs zal immers duur worden betaald op de volgende klim.

Geef een reactie